VERBES IRREGULIERS


Nederlands


Adjectifs

Adverbes
Age-Poids
Article défini-partitif
Comparatif-Superlatif 
Er
Expressions
Heure-Date
Interrogation-Inversion 
Mots de grammaire
Négation-Affirmation
Nombres Cardinaux
Nombres Ordinaux
La forme passive
Pluriel

Prépositions
Pronoms personnels
Pronoms personnels compléments
Pronoms relatifs 
Propositions subordonées et conjonctions
Sylllabes ouvertes - fermées
Les Temps
Les Verbes
Les Verbes irréguliers
Les Verbes irréguliers - par ordre alphabétique





TEKSTE

LESSEN

GRAMMAIRE

HOT POTATOES








zaans15-97 winterlandschap4-97 winter3-97 moulin-4-97 landschap-11-97 moulin-1-97
holland-2-97 holland-3-97 waalx-97 moulin-2-97 pernis-97 holland-6-97



LES VERBES

Les verbes irréguliers




Quelques règles s’appliquent mais souffrent quelques exceptions.

Un verbe dérivé d’un verbe irrégulier se conjugue de la même manière que ce dernier.





Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

IJ

EE

E

E

Begrijpen

Begreep

Begrepen

Begrepen

Comprendre

Bekijken

Bekeek

Bekeken

Bekeken

examiner

Bijten

Beet

Beten

Gebeten

Mordre

Blijken

Bleek

Bleken

Gebleken

Paraître

Blijven

Bleef

Bleven

Gebleven

Rester

Drijven

Dreef

Dreven

Gedreven

Conduire

Glijden

Gleed

Gleden

Gegleden

Glisser

Grijpen

Greep

Grepen

Gegrepen

Saisir

Hijsen

Hees

Hezen

Gehezen

Hisser

Kijken

Keek

Keken

Gekeken

Regarder

Knijpen

Kneep

Knepen

Geknepen

Pincer

Krijgen

Kreeg

Kregen

Gekregen

Obtenir

Lijden

Leed

Leden

Geleden

Souffrir

Lijken

Leek

Leken

Geleken

Ressembler

Mijden

Meed

Meden

Gemeden

Éviter

Ontbijten

Ontbeet

Ontbeten

Ontbeten

Déjeuner

Prijzen

Prees

Prezen

Geprezen

Apprécier

Rijden

Reed

Reden

Gereden

Conduire

Rijgen

Reeg

Regen

Geregen

Lacer

Rijzen

Rees

Rezen

Gerezen

Voyager

Schijnen

Scheen

Schenen

Geschenen

Briller

Schrijden

Schreed

Schreden

Geschreden

Marcher à grand pas

Schrijven

Schreef

Schreven

Geschreven

Écrire

Slijpen

Sleep

Slepen

Geslepen

Repasser

Slijten

Sleet

Sleten

Gesleten

User

Smijten

Smeet

Smeten

Gesmeten

Jeter

Snijden

Sneed

Sneden

Gesneden

Couper

Spijten

Speet

Speten

Gespeten

Espionner

Splijten

Spleet

Spleten

Gespleten

Se fondre

Stijgen

Steeg

Stegen

Gestegen

Monter

Stijven

Steef

Steven

Gesteven

Raidier

Strijden

Streed

Streden

Gestreden

Combattre

Strijken

Streek

Streken

Gestreken

Faire grève

Verdwijnen

Verdween

Verdwenen

Verdwenen

Disparaître

Verwijten

Verweet

Verweten

Verweten

Reprocher

Wijken

Week

Weken

Geweken

Compliquer

Wijzen

Wees

Wezen

Gewesen

Renvoyer

Wrijven

Wreef

Wreven

gewreven

Frictionner

Zwijgen

Zweeg

Zwegen

Gezwegen

taire



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

I

A

A

E

Bidden

Bad

Baden

Gebeden

Supplier

Liggen

Lag

Lagen

Gelegen

Être couché

Zitten

Zat

Zaten

Gezeten

Être assis



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

I (bref)

O

O

O

Beginnen

Begon

Begonnen

Begonnen

Commencer

Binden

Bond

Bonden

Gebonden

Lier

Blinken

Blonk

Blonken

geblonken

Briller, resplendir

Dringen

Drong

Drongen

Gedrongen

Pousser

Drinken

Dronk

Dronken

Gedronken

Boire

Dwingen

Dwong

Dwongen

Gedwongen

Forcer

Glimmen

Glom

Glommen

Geglommen

Reluire

Klimmen

Klom

Klommen

Geklommen

Grimper

Klinken

Klonk

Klonken

Geklonken

Résonner

Krimpen

Kromp

Krompen

Gekrompen

Se rétrécir

Schrikken

Schrok

Schrokken

Geschrokken

Avoir peur

Slinken

Slonk

Slonken

Geslonken

Diminuer

Spinnen

Spon

Sponnen

Gesponnen

Filer

Springen

Sprong

Sprongen

Gesprongen

Sauter

Stinken

Stonk

Stonken

Gestonken

Puer

Verzinnen

Verzon

Verzonnen

verzonnen

Imaginer

Vinden

Vond

Vonden

Gevonden

Trouver

Winnen

Won

Wonnen

Gewonnen

Gagner

Wringen

Wrong

Wrongen

Gewrongen

Tordre

Zingen

Zong

Zongen

Gezongen

Chanter

Zinken

Zonk

Zonken

Gezonken

S’enfoncer



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

I E

OO

O

O

Bedriegen

Bedroog

Bedrogen

Bedrogen

Tromper

Besluiten

Besloot

Besloten

Besloten

décider

Bieden

Bood

Boden

Geboden

Offrir

Genieten

Genoot

Genoten

Genoten

Apprécier

Gieten

Goot

Goten

Gegoten

Arroser

Kiezen

Koos

Kozen

Gekozen

Choisir

Liegen

Loog

Logen

Gelogen

Mentir

Opschieten

Schoot op

Schoten op

Opgeschoten

Se presser

Schieten

Schoot

Schoten

Geschoten

Tirer

Verliezen

Verloor

Verloren

Verloren

Perdre

Vliegen

Vloog

Vlogen

Gevlogen

voler

Vriezen

Vroor

Vroren

Gevroren

Geler



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 UI

OO

O

O

Buigen

Boog

Bogen

Gebogen

Plier, s’incliner

Druipen

Droop

Dropen

Gedropen

Goutter, suinter

Duiken

Dook

Doken

Gedoken

Se baisser, plonger

Fluiten

Floot

Floten

Gefloten

Siffler

Kruipen

Kroop

Kropen

Gekropen

Ramper

Ruiken

Rook

Roken

Geroken

Sentir

Schuiven

Schoof

Schoven

Geschoven

Glisser

Sluipen

Sloop

Slopen

Geslopen

Se glisser

Sluiten

Sloot

Sloten

Gesloten

Fermer

Snuiten

Snoot

Snoten

Gesnoten

Moucher

Snuiven

Snoof

Snoven

Gesnoven

Renifler

Spuiten

Spoot

Spoten

Gespoten

Injecter

Stuiven

Stoof

Stoven

Gestoven

S’envoler en poussière

Zuigen

Zoog

Zogen

Gezogen

Sucer

Zuipen

Zoop

Zopen

Gezopen

Siroter, boire avec excès



E

OO

O (long)

O (long)

Scheren

Schoor

Schoren

Geschoren

Raser

Wegen

Woog

Wogen

Gewogen

Peser

Zweren

Zwoor

Zworen

Gezworen

jurer



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

E (bref)

O (bref)

O (bref)

O (bref)

 

Aantrekken

Trok aan

Trokken aan

Aangetrokken

habiller

Gelden

Gold

Golden

Gegolden

Valoir

Inschenken

Schonk in

Shonken in

Ingeschonken

Verser

Schelden

Schold

Scholden

Gescholden

Injurier

Schenden

Schond

Schonden

Geschonden

Violer, déshonorer

Schenken

Schonk

Schonken

Geschonken

Offrir

Treffen

Trof

Troffen

Getroffen

Rencontrer

Trekken

Trok

Trokken

Getrokken

Tirer

Vechten

Vocht

Vochten

Gevochten

Combattre

Vertrekken

Vertrok

Vertrokken

Vertrokken

Partir

Vlechten

Vlocht

Vlochten

Gevlochten

tresser

Zenden

Zond

Zonden

Gezonden

Envoyer

Zwellen

Zwol

Zwollen

Gezwollen

Se gonfler

Zwemmen

Zwom

Zwommen

Gezwommen

Nager



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

E

A

A

E

 

Eten

At

Aten

Gegeten

Manger

Genezen

Genas

Genazen

Genezen

Apprécier

Geven

Gaf

Gaven

Gegeven

Donner

Lezen

Las

Lazen

Gelezen

Lire

Meten

Mat

Maten

Gemeten

Mesurer

Treden

Trad

Traden

Getreden

Marcher

Vergeten

Vergat

Vergaten

Vergeten

oublier

Vreten

Vrat

Vraten

Gevreten

dévorer



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

E

A

A

O

 

Spreken

Sprak

Spraken

Gesproken

parler

Nemen

Nam

Namen

Genomen

Prendre

Breken

Brak

Braken

Gebroken

Briser

Bevelen

Veval

Bevalen

Bevolen

Commander

Stelen

Stal

Stalen

Gestolen

Voler

Steken

Stak

Staken

Gestoken

Piquer



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

E

IE

IE

O

 

Bederven

Bedierf

Bedierven

Bedorven

Gâter

Helpen

Hielp

Hielpen

Geholpen

Aider

Sterven

Stierf

Stierven

Gestorven

Mourir

Werpen

Wierp

Wierpen

Geworpen

Jeter

Werven

Wierf

Wierven

Geworven

Recruter

Zwerven

Zwierf

Zwierven

Gezworven

rôder




Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

VERBES Imparfait irrégulier –Participe Passé en -en

Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

Blazen

Blies

Bliezen

Geblazen

Souffler

Dragen

Droeg

Droegen

Gedragen

Porter

Graven

Groef

Groeven

Gegraven

Creuser

Hangen

Hing

Hingen

Gehangen

Suspendre

Houden

Hield

Hielden

Gehouden

tenir

Komen

Kwam

Kwamen

Gekomen

venir

Laten

Liet

Lieten

Gelaten

Laisser

Lopen

Liep

Liepen

Gelopen

Courir

Moeten

Moest

Moesten

Gemoeten

devoir

Roepen

Riep

Riepen

Geroepen

Appeler

Slapen

Sliep

Sliepen

Geslapen

dormir

Vallen

Viel

Vielen

Gevallen

tomber

Vangen

Ving

Vingen

Gevangen

Saisir

Varen

Voer

Voeren

Gevaren

Naviguer

Weten

Wist

Wisten

Geweten

savoir

Worden

Wird

Werden

Geworden

Devenir



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

Verbes dont le participe passé se termine par -cht

Bedenken

Bedacht

Bedachten

Bedacht

considérer

Brengen

Bracht

Brachten

Gebracht

Apporter

Denken

Dacht

Dachten

Gedacht

Penser

Kopen

Kocht

Kochten

Gekocht

Acheter

Verkopen

Verkocht

Verkochten

Verkocht

vendre

Zoeken

Zocht

Zochten

Gezocht

Chercher




Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

Verbes qui ont un imparfait régulier et un participe passé irrégulier

Bakken

Bakte

Bakten

Gebakken

Cuire

Bannen

Bande

Banden

Gebannen

Aplanir

Barsten

Barstte

Barsten

Gebarsten

Se crevasser

Brouwen

Brouwde

Brouwden

Gebrouwen

Brasser

Dragen

Droeg

Droegen

Gedragen

porter

Heten

Heette

Heetten

geheten

S’appeler

Hoeven

Hoefde

Hoefden

Gehoeven

Avoir besoin

Lachen

Lachte

Lachten

Gelachen

Rire

Laden

Laade

Laadden

Geladen

Charger

Malen

Maalde

Maalden

Gemalen

Peindre

Raden

Raadde

Raadden

Geraden

Conseiller

Scheiden

Scheidde

Scheidden

Gescheiden

Séparer

Spannen

Spande

Spanden

Gespannen

Tendre

Stoten

Stootte

stootten

Gestoten

pousser

Vouwen

Vouwde

Vouwden

Gevouwen

Plier

Wassen

Waste

Wasten

Gewassen

Laver

Zouten

Zoutte

Zoutten

Gezouten

Saler




Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

Verbes irréguliers qui ont un imparfait irrégulier et un participe passé régulier

Durven

Durfde/dorst

Durfden/dorsten

Gedurfd

Devoir

Jagen

Jaagde/joeg

Jaagden/joegen

Gejaagd

Chasser

Kunnen

Kon

Konden

Gekund

Pouvoir

Mogen

Mocht

Mochten

Gemoogd/gemogen

Pouvoir

Vragen

Vroeg

Vroegen

Gevraagd

Demander

Willen

Wou/wilde

Wilden

Gewild

Vouloir

Zeggen

Zei

Zeiden

Gezegd

Dire

Zijn

Was

Waren

Geweest

être



Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

GAAN – STAAN – DOEN - ZIEN - SLAAN

Doen

Deed

Deden

Gedaan

Faire

Gaan

Ging

Gingen

Gegaan

Aller

Slaan

Sloeg

Sloegen

Geslagen

Se battre

Staan

Stond

Stonden

Gestaan

Être debout

Zien

Zag

Zagen

Gezien

Voir




Infinitif

Imparfait SG

Imparfait PL

Participe Passé

 

Verbes avec un imparfait irrégulier et un participe passé irrégulier

Zweren

Zwoer

Zwoeren

Gezworen

Jurer

Heffen

Hief

Hieven

Geheven

Lever

Scheppen

Schiep

Schiepen

Geschapen

créer