Toen Mohamed klein [?] , woonde hij met [?] familie in een klein dorp [?] de Nijl.
Zijn vader had een boerderij [?] de rivier.
[?] het water het land [?], was de grond erg vruchtbaar.
Zijn vader verbouwde [?] voornamelijk katoen.
Ook verbouwde hij [?] graan, [?] tarwe en rijst.
Toen Mohamed nog maar een jaar of 5 [?], werkte hij al een beetje met zijn ouders [?] het land.
Zo [?] hij bij voorbeeld katoen of [?] hij met zijn vader de graanoogst binnen.
Op [?] manier [?] hij al vroeg de landbouw kennen.
[?] hij nog [?] klein was, logeerde hij ook al [?] zijn grootouders.
Zijn grootouders woonden [?] een dorp [?] de rand van de woestijn.
Daar was de grond veel [?].
Er groeide bijna niets, alleen maar [?] half-verdroogd gras.
Grootvader leefde daarom niet [?] de landbouw, [?] van veeteelt, namelijk van schapen en kippen.